maandag 10 september 2007

De Taliban en Afghanistan opkomst in Kandahar

De Taliban zijn aanhangers van de voormalige regering van Afghanistan. Nadat het bewind van de regering van hun leider Mullah Omar in 2001 omver werd geworpen door de Noordelijke Alliantie, gesteund door een coalitie van westerse troepen, zijn ze nog steeds actief in het land.

Vooral in het zuiden en het oosten van het land voeren ze talrijke aanvallen uit op het Afghaans Nationaal Leger, de Afghaanse politie en strijdkrachten van de NATO-ISAF missie. Hun belangrijkste doel is dat de buitenlandse legers Afghanistan verlaten.

Macht in Kandahar
De Taliban kwamen voor het eerst aan de macht in Kandahar in 1994 onder hun geestelijk leider Mullah Omar. Gesteund door Pakistan vielen ze de strijdende krijgsheren, ook wel warlords genoemd, aan die het Russische leger uit Afghanistan hadden verdreven.

Belangrijke doelstellingen van de Taliban waren: het brengen van vrede in Afghanistan, de bevolking ontwapenen, het invoeren van de Sharia-wetgeving, een eind maken aan de corruptie en de macht van de krijgsheren.

De beweging was ontstaan tijdens de burgeroorlog tussen de diverse bewegingen van mudjahidien onder Afghaanse jongeren op het platteland en in en rondom Kandahar. Ook in de Afghaanse vluchtelingenkampen in Pakistan vonden ze veel aanhang.

De aanhangers van de Taliban bestonden voornamelijk uit Pathanen, een bevolkingsgroep uit Afghanistan die voor het grootste deel in het oosten en het zuiden van het land woont, maar ook in het westen van Pakistan.

Verovering van Kabul
In 1995 en 1996 boekten de Taliban veel terreinwinst. In september 1996 veroverden ze de hoofdstad Kabul en stelden ze het Islamitische Emiraat Afghanistan in, onder leiding van hun geestelijk leider Mullah Muhammad Omar.

Ze werden echter alleen door Pakistan, de Verenigde Arabische Emiraten en Saudi-Arabiƫ erkend als wettelijke regering.

Ze beloofden orde te herstellen in het verdeelde land. In de gebieden die ze hadden veroverd voerden ze een streng conservatieve en zuivere wetgeving in die gebaseerd was op de Sharia, de islamitische wetgeving, met strikte islamitische straffen.

Hierbij werden Afghaanse vrouwen grotendeels uit het openbare leven geweerd. Vaak werden internationale hulporganisaties gehinderd in het uitvoeren van hun werk.

In 1998 beheersten ze ongeveer tweederde van het land en ze boekten grote militaire successen in het noorden van Afghanistan.

Nadat ze in augustus 1998 de belangrijke noordelijke stad Mazar-e-Sharif hadden veroverd voerden ze een systematische massamoord uit op de shi’itische inwoners van die stad. Dit en de moord op Iraanse journalisten en diplomaten brachten Iran en de Taliban op voet van oorlog met elkaar, die door bemiddeling van de VN kon worden voorkomen.

Hun bewind isoleerde hen verder van de internationale gemeenschap en ook in Afghanistan zelf waren ze niet bij iedereen geliefd.


Verslechterende verhoudingen
De verhouding met de Verenigde Staten kwam op een dieptepunt na een Amerikaanse beschieting met kruisraketten op een Afghaanse kamp. Volgens de VS zou de Saoedische terrorist Osama bin Laden daar zijn geweest die wordt gezien als brein achter aanslagen op Amerikaanse doelen.

De beschieting veroorzaakte heftige anti-Amerikaanse betogingen in Kabul waarbij een medewerker van de VN om het leven kwam. Hierdoor vertrokken internationale hulporganisaties uit de hoofdstad.

Invallen van de Taliban in VN-kantoren in Kandahar in maart 2000 waren er de oorzaak van dat de VN zich terugtrok uit het zuiden van Afghanistan. Ook het verbod voor vrouwen om buitenshuis te werken verstoorde de relatie met de Verenigde Naties nog verder.

Onder aanvoering van Rusland en de VS kondigde de Veiligheidsraad in december 2000 nieuwe sancties aan, waaronder een wapenembargo om de Taliban te dwingen om Osama bin Laden uit te wijzen, wat de Taliban weigerde.

De verhouding met de internationale gemeenschap verslechterde nog meer doordat de Taliban in maart 2001 aankondigde dat alle standbeelden in Afghanistan vernietigd zouden worden. Onder meer de twee hoogste boeddhabeelden ter wereld, die in Bamian, werden ondanks scherpe internationale protesten vernietigd.

De aanslagen van 11 september
Na de aanslagen op het World Trade Center in New York en het Pentagon in Washington van 11 september 2001 weigerden de Taliban opnieuw de hoofdverdachte achter de aanslagen, Osama bin Laden, uit te leveren an de Verenigde Staten.

Als antwoord hierop besloot de Amerikaanse regering, met steun van Groot-Brittanie en andere bondgenoten, op 7 oktober 2001 Operatie Enduring Freedom te starten, met als doel Osama bin Laden te arresteren, zijn terreurnetwerk Al-Qaida te vernietigen en het Taliban-bewind ten val te brengen.

Operation Enduring Freedom
De strijd werd op de grond geleverd door de Noordelijke Alliantie, een verbond van krijgsheren uit het noorden van Afghanistan en Oezbekistan en Tadzjikistan, die al jaren probeerden om de Taliban af te zetten.

Ze werden gesteund door luchtaanvallen en Special Forces van de VS en Groot-Brittanniƫ.

In november en december veroverde de Noordelijke Alliantie de belangrijke steden Mazar-e-Sharif, Herat, Kabul, Konduz en uiteindelijk ook Kandahar in het zuiden.

Osama bin Laden en Taliban-leider Mullah Muhammad Omar werden echter niet gevonden.

Komst van ISAF
De internationale gemeenschap vormde een International Security Assistance Force die moest helpen om de veiligheid in het land te herstellen en het land weer opnieuw op te bouwen. In vier fases breidde deze troepenmacht onder leiding van de NAVO zich uit over het land.

De Taliban erkent de aanwezigheid van deze ISAF-missie niet.

Het lijkt erop dat de Taliban zich de afgelopen jaren heeft gereorganiseerd. In het zuiden en het oosten van het land worden de ISAF, de Internationale Coalitie, het Afghaanse Nationale Leger, de Afghaanse politie, en vertegenwoordigers van de regering in Kabul dagelijks aangevallen.